Werk en inkomen

Waar staat de ChristenUnie voor? 

Ons uitgangspunt is dat ieder mens de verantwoordelijkheid heeft om in zijn/haar eigen levensonderhoud te voorzien. Soms lukt dat (tijdelijk) niet. Wij vinden dat niemand aan zijn/haar lot mag worden overgelaten. Zowel van overheid als samenleving wordt extra zorg en aandacht gevraagd voor de (tijdelijk) kwetsbare burgers. Ook de gemeente heeft een taak als het gaat om het bevorderen van de lokale en regionale werkgelegenheid.

Er zijn veel mensen die graag iets voor de maatschappij willen betekenen en graag iets willen doen, het liefst in hun directe woonomgeving. Daarnaast is er veel behoefte aan mensen die zich willen inzetten. Het beleid moet erop worden gericht om zoveel mogelijk mensen in staat te stellen om zich te kunnen inzetten voor de samenleving.

Waar gaat de ChristenUnie voor?

Bij alle keuzes moet een passende op de gewijzigde rollen bij overheid en samenleving balans worden gezocht in een verdeling van verantwoordelijkheden, taken en middelen tussen de gemeente, individuen en de maatschappelijke partners. Zo zal bijvoorbeeld  bij schuldhulpverlening eerst gekeken worden naar de verantwoordelijkheden van het betrokken individu om vandaar uit keuzes te maken om bepaalde taken in de voorbereiding of de nazorg te doen door (vrijwilligers van) maatschappelijke partners, zodat de professionals die werkzaam zijn binnen de gemeentelijke schuldhulpverlening zich kunnen richten op de meer complexe taken en onderwerpen. Een ander voorbeeld betreft re-integratie van mensen zonder (vrijwilligers)werk. Hierbij geldt het uitgangspunt van mens volgt werk. Anders gezegd: het is van groot belang goed de vraag in beeld te hebben zodat het re-integratieaanbod hierop kan worden afgestemd.

De ChristenUnie wil idealiter een samenleving waarin voedselbanken niet nodig zijn, maar wij sluiten onze ogen niet voor de realiteit. Voedselbanken zijn er en hebben het druk. Wij willen ervoor zorgen dat deze vrijwilligers hun werk goed kunnen doen. Daar willen wij ze desgewenst bij steunen.

Een uitgangspunt zou moeten zijn dat voor het verkrijgen van een uitkering een tegenprestatie gevraagd moet worden. De gemeente mag een beroep doen op de inzet van degenen die een uitkering ontvangen. Dit moet gericht zijn op en bijdragen aan het re-integreren van betrokkene. Daartoe kan de gemeente activiteiten aanwijzen/aanbieden als leer- en/of werkervaringsplaats of als mogelijkheid voor maatschappelijke activering, zoals bijvoorbeeld groenonderhoud van sportparken, verzamelen van zwerfvuil, ondersteuning in de verzorging van bewoners van verzorgingshuizen of schoonmaakwerk. Wel moet hierbij zoveel mogelijk worden voorkomen dat dit ten koste gaat van reguliere arbeidsplaatsen. Het moeten aanvullende taken zijn. Mensen moeten daarbij wel keuzemogelijkheden hebben en ook zelf met voorstellen kunnen komen.

De ChristenUnie wil nadrukkelijk oog hebben voor de positie van ZZP-ers (Zelfstandige Zonder Personeel). Veel mensen werken tegenwoordig zonder in loondienst te zijn. Ook binnen de overheid moet men meer en meer rekening houden met vraagstukken die hiermee samenhangen. Hierbij denken wij aan invulling van aanbestedingscontracten (zodat ZZP ook kunnen inschrijven), mogelijkheden binnen bestemmingsplannen (ontwikkelingen werken aan huis goed faciliteren), eisen omtrent uitkeringen (zodat ZZP’ers en werknemers gelijk behandeld worden) en aanvullingen hierop door eigen arbeid, etcetera.

Werken en participeren

De ChristenUnie stelt voor:

  • Iedereen die bij een regulier bedrijf kan werken, moet zich daarvoor ook daadwerkelijk beschikbaar stellen.

  • Het instrument van werkgeversbenadering en –team heeft goed gewerkt en kan waar nodig uitgebouwd worden. De fusie van het Bedrijf voor Werk en Re-integratie (BWR) en de Unit Werk en Inkomen van de gemeente Hoogezand-Sappemeer (waarvan Slochteren participatiediensten afneemt) kan hiervoor extra kansen bieden. Ook op het gebied van procesefficiency en klantbenadering.

  • Essentieel is dat in de af te sluiten contracten voor de af te nemen dienstverlening van het BWR, de doelen en de prestaties objectiveerbaar en meetbaar staan opgenomen. Zo’n aanpak vormt een goede basis om de doelmatigheid van re-integratiemiddelen te beoordelen.

  • Van iedereen die financieel afhankelijk is van de gemeente, worden de (gewijzigde) capaciteiten en beperkingen en ontwikkelingen daarin objectief en zorgvuldig bepaald en vastgelegd, bijvoorbeeld in een persoonlijk ontwikkelingsplan. Dit afgestemd op de vraagkant van werkgevers en organisaties.

  • Het moet normaal zijn dat van mensen die een uitkering ontvangen van de gemeente, een tegenprestatie komt. De gemeente mag een beroep doen op de inzet van degenen die een uitkering ontvangen. Zij kan activiteiten aanwijzen/aanbieden als leer- en/of werkervaringsplaats of als mogelijkheid voor maatschappelijke activering, zoals bijvoorbeeld groenonderhoud van sportparken, verzamelen van zwerfvuil, ondersteuning in de verzorging van bewoners van verzorgingshuizen, ondersteuning op scholen of schoonmaakwerk.

  • Trajecten voor (re-)integratie van werkzoekenden moeten gericht zijn op het realiseren van een structurele oplossing.

  • Bedrijven en organisaties worden gestimuleerd om meer mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Dit geldt ook voor creëren van stageplekken en/of leer- en ervaringsplaatsen. Dit onder de noemer van sociaal verantwoord ondernemen. De gemeente kan dit faciliteren door bijvoorbeeld bepaalde administratieve rompslomp voor deze bedrijven uit handen te nemen. De gemeente moet daarin verder zelf het goede voorbeeld geven. Dit bijvoorbeeld ook om extra re-integratie middelen vrij te spelen voor de doelgroep met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt (trede 1 en 2).

  • Mensen die in een re-integratietraject zitten, moeten – zodra het desbetreffende werk beëindigd is - zo snel mogelijk nieuw werk worden aangeboden.

  • Misbruik van re-integratiesubsidies moet krachtig bestreden worden.

 

De mate waarin bedrijven en organisaties arbeidsgehandicapten in dienst nemen, bepaalt de noodzaak om als (samenwerkingsverband[1] van) gemeente zelf te zorgen voor beschut werk. Met betrekking tot beschut werken wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen mensen met een sociale werkvoorziening-indicatie of mensen die recht hebben op een Wajong[2]- of bijstandsuitkering. Hoe het in de nieuwe Participatiewet en uiteindelijk lokaal of regionaal ook geregeld gaat worden, ons uitgangspunt is dat mensen die een beschutte werkplek nodig hebben, die ook moeten kunnen krijgen.

Concrete voorstellen

  • Probleemsituaties moeten zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en adequaat worden aangepakt om escalatie te voorkomen. Dit vereist een intensieve samenwerking met en tussen alle beleidsvelden en instanties waar de problemen spelen en /of bekend zijn (de zogenaamde ‘vindplaatsen’). Uitgangspunt daarbij is ‘Eén plan, één coach en één budget’.

  • Er mogen geen lange wachttijden bestaan voor de schuldhulpverlening. Concreet wordt in de gemeentelijke verordening vastgelegd dat iemand binnen twee weken bij de schuldhulpverlening terecht kan en dat er vervolgens binnen een aantal weken wordt gewerkt aan een oplossing, o.a. om te voorkomen dat schulden zich verder opstapelen. Passend op het wettelijk kader zal preventie ook een belangrijk uitgangspunt moeten zijn.

  • Er moet ruimte zijn om bij bijzondere situaties ook als gemeente extra financiële ondersteuning te kunnen geven.

  • Overgang van armoede van ouders op kinderen moet worden voorkomen. Daarom is extra aandacht nodig voor (gezinnen met) kinderen die langdurig een uitkering ontvangen. Het mag niet zo zijn dat kinderen daardoor hun talenten niet kunnen ontwikkelen of zich niet kunnen ontspannen.

  • Leren omgaan met geld zal binnen het onderwijs aandacht moeten hebben. Desgewenst kunnen scholen daartoe lespakketten en/of de les aanpak uitwisselen

  • Samenwerken met scholen voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs om te voorkomen dat iemand zonder startkwalificatie de school verlaat.

  • De doelgroep in dit verband is breed te beschouwen. Dus naast burgers en werknemers, ook ZZP’ers en ondernemers.

  • Inschakelen diaconieën via bijvoorbeeld de betrokken gezamenlijke kerken of een diaconaal platform om te kijken wat zij gezamenlijk kunnen bijdragen.

  • Waardevolle initiatieven in dit verband van burgers, diaconieën en andere vrijwillige organisaties moeten waar mogelijk financieel ondersteund worden. Bijvoorbeeld in het kader van regio Centraal Groningen waarbij in de komende programmaperiode (vanaf 2014/15)  via Europees geld ook sociale inclusie een thema wordt.

  • De gemeente bevordert snelle internetverbinding (ook in de buitengebieden). Dat is vooral belangrijk voor agrarische ondernemers, telewerkers en bedrijven aan huis. Ook inzet van Internet voor zorgopgaves wordt daardoor makkelijker.


[1] Bij het afronden van dit verkiezingsprogramma was het sociaal akkoord nog maar net gesloten en waren de implicaties voor de Participatiewet nog onvoldoende duidelijk. Er lijkt nu uitgegaan te worden van het schaalniveau van de arbeidsmarktregio’s (35 regio's) en niet de losse gemeenten. Dat zou de gemeentelijke vrijheid behoorlijk kunnen beperken. www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/ruis-op-de-lijn-over-sociaal-akkoord.9021250.lynkx

[2] Wajong = Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten